Bengaal

 

Dit ras is ontstaan in Verenigde Staten na het kruisen van de wilde Bengaalse Tijgerkat, ook wel de Aziatische Luipaardkat genoemd, met een huiskat en veel later met raskatten.

Het begon in 1963, toen Jean Sugden een Bengaalse Tijgerkat kruiste met haar zwarte kat. Het kitten uit deze combinatie werd Kin-Kin genoemd en had de fysieke kenmerken van de moeder en het vriendelijk karakter van de vader. Hoewel deze kruisingen tussen gedomesticeerde en wilde katten meestal onvruchtbare kittens voortbrengen, waren de poezen uit dit nest vruchtbaar. Kink-Kin werd terug gekruist met haar vader en gaf zowel gewone als gevlekte kittens.
Dit project had het begin kunnen zijn van een Bengalen fokprogramma maar viel in het water toen Jean Sugden weduwe werd.


In 1973 begon een geneticus, genaamd Dr. Willard Centerwall afkomstig uit California een nieuw project met een Bengaalse Tijgerkat en een gedomesticeerde huiskat met als doel een geneesmiddel te vinden tegen kattenleucose. Onderzoek had aangetoond dat deze ziekte bij de ALC katten niet voorkwam. Hij gaf een aantal poezen aan Jean Sugden  ( Jean Mill  na haar hertrouwen) en zij gebruikte ze in haar nieuw fokprogramma. 

 

De Bengaal is het enige kattenras waar nieuwe lijnen gecreërd kunnen worden. Vooral in de Verenigde Staten heeft een aantal fokkers een met huiskatten opgegroeide tijgerkatkater, die zij gebruiken om nieuwe vroege generatie kruisingen te maken. De F-1 is de eerste generatie na de wildkruising. In deze generatie zijn alle katers steriel. De tweede generatie, de F-2, heeft daarom altijd een huiskat als vader, vroeger meestal een straatkat, tegenwoordig meestal een Bengaal van een gevestigde lijn. Ook de poezen die gekruist worden met de tijgerkat zijn tegenwoordig meestal Bengalen, omdat de gewenste eigenschappen van de tijgerkat dan zo min mogelijk verdund worden. Hierbij is het van belang om de Bengaalmoeder goed te selecteren op stabiel karakter en andere gewenste eigenschappen, zodat de nieuw ontstane lijn van beide ouders de beste eigenschappen krijgt.

 

In totaal hebben inmiddels 30 (in dierentuinen gefokte) Bengaalse tijgerkatten bijgedragen aan het ras. Ook wordt momenteel geëxperimenteerd met het kruisen van een tijgerkat poes met een Bengaalkater. In de Verenigde Staten zijn de meningen verdeeld over de rol van nieuwe tijgerkatten bij de Bengaalfok: een deel van de fokkers vindt de wildkruisingen onmisbaar voor de inbreng van nieuw bloed en gewenste eigenschappen, een andere deel vindt de genenvoorraad wel groot genoeg en vreest voor de reputatie van het ras bij voortgaande wildkruisingen.

 

In Nederland is deze kwestie niet relevant, omdat het houden van een wilde kat hier verboden is. In de meeste Europese landen is het houden van wilde dieren verboden. Toch kan ook een Europeaan de kriebels krijgen om een wilde kat te willen. De Bengaal is dan een goede en legale keuze, die als bonus een betrouwbaar temperament heeft en zindelijk is. Maar door zijn speciale karakter en uiterlijk zal de Bengaal ook mensen aantrekken die niet specifiek op het ‘wilde’ vallen. Een Bengaal is gewoon een heel mooie kat die zich door enkele unieke eigenschappen van alle andere kattenrassen onderscheidt. Er bestaan natuurlijk al verscheidene gevlekte kattenrassen, namelijk de Brits korthaar en de Oosters korthaar gevlekt, de Egyptische Mau en de Ocicat. De Bengaal verschilt echter heel duidelijk van al deze rassen in type, patroon en grondkleur. De Bengaal is de enige niet oosterse korthaarkat met een lang lichaam. Het lichaam van de Bengaal is nog het beste met de Maine Coon en de Noorse Boskat te vergelijken. Het belangrijkste verschil is, dat de Bengaal een hoger soortelijk gewicht lijkt te hebben: als je hem optilt, is hij veel zwaarder dan verwacht. De reden hiervoor is de zware bespiering.

 

Ook typisch voor de Bengaal is een vrij lang hoofd in combinatie met kleine oren. Meestal hebben rassen met lange koppen ook grote oren (denk aan de Noorse Boskat, Siamees). Maar het meest opvallend is de vacht: de vlekken van de Bengaal zijn gemiddeld veel groter dan die van de andere gevlekte rassen en zijn niet verticaal maar horizontaal of willekeurig gerangschikt. Ook is de grondkleur van de meeste Bengalen veel warmer dan die van de andere gevlekte rassen. Samen met enkele unieke speciale kenmerken, zoals een zachte pels, goudglitter en een relatief kleine, wilde kop, is de Bengaal een unieke verschijning in de kattenwereld, die je elke dag weer opnieuw ontdekt en waarvan je dan denkt: wat is-ie toch mooi!

 

Dat de Bengaal zo anders is dan de meeste andere rassen is inmiddels wel tot de kattenwereld doorgedrongen. In de Verenigde Staten is de Bengaal al één van de meest populaire kattenrassen, met meer dan 15.000 geregistreerde dieren. In Engeland staat het ras in de top tien van de meest populaire kattenrassen. Op het vasteland van Europa is net een belangrijke stap gemaakt met de erkenning van de Bengaal door de FIFé (de Federation Internationale Féline) per 1 januari 1999. Deze erkenning is op een internationale show in Nederland bereikt en heeft als gevolg dat alle bij de FIFé aangesloten kattenclubs de Bengaal als ras erkennen. Deze clubs zijn verspreid over de hele wereld: Australie, Zuid-Amerika, Europa, Azie en Afrika. Natuurlijk kleven er aan populariteit ook nadelen. In Amerika en Engeland zijn al veel woekeraars actief die ten koste van een hoop dierenleed veel geld verdienen met het vermeerderen van Bengalen. In Nederland is de populariteit van de Bengaal nog niet zo groot en liggen de prijzen van kittens niet zo hoog dat men geld kan verdienen met grootschalige fok, maar voor de fokkers van de Bengaal is toch een belangrijke taak weggelegd om dit soort uitwassen te voorkomen. Dit kan men bereiken door het publiek goed en eerlijk voor te lichten en door op een diervriendelijke wijze gezonde, mooie en goedaardige Bengalen te fokken. 

 


Vele verschillende rassen werden gebruikt in het fokprogramma van de Bengalen, zoals:

 

De Siamees

De Burmees

De Egyptische Mau

De Abbasijn

De Bombay 

De Britse Korthaar

 

 

 .