Bevruchting
Als een poes krols en dekbereid wordt kan na een dekking door de kater de bevruchting van de eicellen plaatsvinden. Dit gebeurt bij de poes in de eileider. Op dag 4 tot 5 na de bevruchting heeft de bevruchte eicel zich een aantal maal gedeeld en wordt in dat stadium ook wel morula of blastocyste genoemd.
De vrije blastocysten komen vervolgens in de baarmoeder aan waar ze over de baarmoederwand zullen migreren. Dit wordt ook wel spacing genoemd en is een proces dat er voor zorgt dat de verschillende blastocysten zich gelijkmatig over de baarmoeder verdelen, zodat elk kitten voldoende ruimte heeft om te kunnen groeien.
Op dag 12 tot 16 na de bevruchting nestelen de embryo's zich in de baarmoederwand, dit heet ook wel de implantatie.
Er gaat zich een endothelio-choriale placenta ontwikkelen. Bij een endothelio-choriale placenta bevinden zich er vier cellagen tussen de foetus en de moeder. Dit zijn achtereenvolgend de bloedvaten van de moeder(1), het epitheel van het chorion(3), het basale membraan van het chorion(4) en de bloedvaten van de foetus (5).
Vruchtzakken
Verder bevinden zich er twee vruchtzakken rond de foetus: het amnion en de allantoïs. Het allantoïs doet tijdens de dracht dienst als opvangreservoir van foetale urine. Beide waterzakken zorgen voor schokdemping en beschermen dus de ongeboren vrucht. Tijdens de bevalling scheurt de allantoïszak als eerste. Het amnion is het vliesje dat over het pasgeboren kitten heen ligt en door de moeder wordt opgelikt.
Ontwikkeling van de foetus
Op dag 35 zijn de typische kenmerken van de foetus zichtbaar en op dag 40 zijn ook de ogen, het haar en het pigment ontwikkeld. De verbening van de botten treedt rond dag 38 tot 42 op, waardoor de foeti ook op röntgenfoto's te zien zijn.