Suikerziekte
Diabetes mellitus, zoals suikerziekte officieel heet, is een aandoening die regelmatig voorkomt bij katten. Er bestaan verschillende vormen van diabetes mellitus. Bij katten is er vaak sprake van type II. Oftewel ‘life-style’ diabetes. Deze diabetes wordt vaak veroorzaakt door een combinatie van verschillende zaken, waar obesitas er één van is. Er zijn vier soorten diabetes (type I, type II, type III en ‘zwangerschaps’ diabetes).
Hoe ontstaat suikerziekte bij katten
Diabetes mellitus is een te hoog suikergehalte in het bloed. Bij de type II diabetes is dit het gevolg van een verminderde insuline afgifte door de alvleesklier en een insulineresistentie. Door het overgewicht en de lichamelijke inactiviteit ontstaat er insulineresistentie. De organen worden minder gevoelig voor insuline. Normaal gesproken is er een evenwicht, maar bij te weinig beweging in verhouding met teveel eten, is dit evenwicht verstoord. Er is eigenlijk constant opbouw van reserves en zelden afbraak. Hierdoor worden organen uiteindelijk minder gevoelig voor het hormoon insuline.
Om te compenseren gaat de alvleesklier steeds meer insuline maken en raakt hierdoor uitgeput. Op termijn zal de alvleesklier dan geen insuline meer maken. Hierdoor ontstaat er juist weer een tekort aan insuline en een te hoog bloedsuikergehalte. Als er geen insuline meer is, zal er namelijk ook geen suiker meer opgenomen worden vanuit het bloed.
Normaal gesproken, als je kat eet, krijgt het voedingsstoffen binnen. Alle voedingsstoffen die een kat opeet, worden in de lever omgezet in ‘goede’ suikers (glucose). Elk dier is afhankelijk van deze suikers om te kunnen leven. Zodra deze goede suikers in het bloed van je kat terecht komen, gaat de alvleesklier insuline maken en stijgt het gehalte aan insuline in het bloed. Dit hogere gehalte aan insuline zorgt ervoor dat de glucose opgenomen wordt door allerlei cellen, zoals bijvoorbeeld spieren en hersenen. Dit is heel belangrijk, want deze cellen zijn afhankelijk van de glucose om hun werk goed te kunnen doen.
Wat is de oorzaak van suikerziekte bij katten
Naast het overgewicht en de lichamelijke inactiviteit, zijn er ook nog andere oorzaken voor diabetes mellitus. Het syndroom van Cushing (hypercortisolisme) is er een van, bijna alle katten met het syndroom van Cushing zullen diabetes ontwikkelen. Gelukkig komt het syndroom van Cushing zelden voor bij de kat.
Een andere oorzaak voor diabetes mellitus is een therapie met glucocorticoïden. Een belangrijke bijwerking van deze medicijnen is dat ze de lever stimuleren tot het maken van glucose. Deze glucose komt in het bloed terecht, zonder dat dit de bedoeling is. Hierdoor ontstaat uiteindelijk een te hoog bloedsuikergehalte.
Diabetes mellitus komt iets vaker voor bij mannelijke katten dan bij vrouwelijke katten.
Hoe kan ik suikerziekte bij mijn kat herkennen
Klassiek is diabetes mellitus te herkennen aan het vele drinken en vele plassen. Daarnaast zal je kat veel eten. Soms is de diabetes mellitus gecompliceerd door een ‘ketoacidose’. Doordat de organen van je kat geen glucose meer opnemen, kunnen ze ook geen glucose meer gebruiken om te werken. Deze organen schakelen vervolgens over op andere voedingsstoffen, zoals vetten. Als vetten door organen worden gebruikt voor energie, dan komen daar ketonen bij vrij. Deze ketonen (of ketonlichamen) gaan vanuit de organen weer het bloed in. Normaal gesproken worden deze door de lever of nieren weer gefilterd. Bij diabetes mellitus komen er, in verhouding, zoveel ketonen vrij dat de lever en de nieren niet meer goed kunnen filteren. Deze ketonen hopen zich dan op in het bloed en zo ontstaat er een ketoacidose. Katten met een ketoacidose zullen niet meer willen eten, braken, diarree hebben, sloom zijn en zwakte vertonen.
Bij oudere dieren kan er cataract optreden, dit kun je herkennen door een blauw/witte waas in het oog. Cataract bij oudere dieren is niet altijd het gevolg van diabetes!
De dierenarts zal beginnen met het onderzoeken van de urine van je kat. Veel drinken en plassen kan ook andere oorzaken hebben. Soms is in de urine al glucose aan te tonen en dan is de diagnose gesteld. In de meeste gevallen zal het urineonderzoek niet voldoende zijn en zal je dierenarts nog een bloedonderzoek moeten doen.
Diabetes mellitus als gevolg van glucocorticoïden therapie is gemakkelijk te behandelen. Het stoppen van de therapie zal leiden tot herstel van de diabetes mellitus. Helaas is het niet in alle gevallen mogelijk om te stoppen met deze therapie. Soms is deze therapie juist noodzakelijk bij de behandeling van een andere ziekte. Let op; stop nooit acuut met deze therapie! Dit is levensgevaarlijk, deze therapie moet altijd afgebouwd worden!
De andere vorm van diabetes mellitus wordt behandeld met insuline. Deze behandeling vergt veel van jou als eigenaar. Zeker in het begin is het heel erg zoeken naar de goede dosering van de insuline. Er is een risico op te hoog doseren van insuline, waardoor het bloedsuikergehalte gevaarlijk laag kan worden. Daarnaast is er een risico op te laag doseren van insuline, waardoor de verschijnselen niet afnemen. Soms duurt het heel lang voordat de goede dosering is gevonden, terwijl jij als eigenaar nog steeds de nadelige gevolgen ervaart van de diabetes mellitus. Een goede therapie laat zich (bijna) altijd vinden en vaak is het een kwestie van volhouden en doorzoeken tot de juiste dosering is gevonden.
Naast de behandeling met insuline is het belangrijk om je kat af te laten vallen en meer te laten bewegen. Daarnaast zijn er onderzoeken die aantonen dat een dieet met een laag gehalte aan koolhydraten en een hoog gehalte aan eiwitten de kans op het verdwijnen van de diabetes mellitus vergroten.
Bij katten is het ook zo dat in sommige gevallen de diabetes mellitus geremd kan worden. Je kat kan zelfs genezen! Uit onderzoek blijkt dat dit vaker het geval is als er vroeg met de therapie is gestart. Wacht dus niet te lang met naar je dierenarts gaan.